De Voet & enkel

De voet

De anatomie van de voet is erg complex. Zo bestaat de voet alleen al uit 26 botten, 33 gewrichtjes en 107 ligamenten (banden) en 19 spieren en pezen waarmee de voet wordt bewogen. Het onderbeen wordt gevormd uit twee botstukken, namelijk: het scheenbeen (tibia) en het kuitbeen (fibula)/ Hieronder bevindt zich een relatief groot bot: de talus. Het hielbeen (de hak) wordt calcaneus genoemd.

Spieren

De anatomie van de voet bestaat niet alleen uit de botten en gewrichten. Spieren en pezen spelen een grote rol bij het bewegen van de voet ten opzichte van het onderbeen. De spieren zorgen ervoor dat je je tenen kan bewegen, gas kan geven in de auto, je voet naar je toe kan trekken en op je tenen kan staan. Veel spieren hebben hun oorsprong aan het onderbeen en hechten zich aan in de voet of in de tenen. Pezen zorgen ervoor dat de spieren worden verbonden met het bot. Bovenop de voet lopen veel pezen, deze verbinden een spier vanuit het onderbeen met bijvoorbeeld van één of meerdere tenen. De spieren en pezen die over de voetrug lopen, zorgen ervoor dat je je voeten en tenen van je af kunt bewegen. Natuurlijk lopen er ook spieren die aanhechten aan de binnen- of buitenkant van je voet, zodat de voet ook opzij kan worden bewogen. 

Ligamenten

Ligamenten spelen een belangrijke rol bij de anatomie van de voet. In de voet bevinden zich vele ligamenten die botstukken bij elkaar houden en zorgen voor stevigheid in de voet. 

De enkel

De enkel bestaat uit vier botstukken. Twee botstukken vormen de achtervoet, dit zijn het sprongbeen en het hielbeen. Om daarna het enkelgewricht compleet te maken, zijn er ook nog twee botten van het onderbeen. Dit zijn de scheenbeen (tibia) en het kuitbeen (fibula). De uiteinden van het scheen- en kuitbeen vormen samen de enkelvork welke het sprongbeen omvatten. Aan de binnen- en buitenkant van de enkel zijn twee grote knobbels zichtbaar. Dit zijn de malleolus lateralis aan de buitenkant en aan de binnenkant de malleolus medialis. 

Het enkelgewricht bestaat uit een tweetal afzonderlijke gewrichten: het bovenste spronggewricht (articulatio talocruralis), dat gevormd wordt door de enkelvork en het sprongbeen. Het onderste spronggewricht (articulatio talocalcaneonavicularis) wat op zijn beurt bestaat uit de verbinding tussen sprongbeen, hielbeen en één van de voetwortelbeentjes. 

Het enkelgewricht is omgeven door een stevig kapsel dat alle botten van de enkel bijeen houdt. Dit kapsel is aan de binnenkant bekleed met een slijmvlies. Deze produceert een stroperige vloeistof wat de gewrichtsvlakken smeert waardoor de gewrichten soepel over elkaar kunnen glijden.
 
Het gewrichtskapsel wordt daarnaast nog extra verstevigd door gewrichtsbanden, de ligamenten. Deze banden vinden we zowel aan de binnen- als aan de buitenkant van de enkel. Aan de binnenzijde vinden we het zeer sterke ligamentum deltoideum. Dit is een driehoekig complex van een viertal banden.
 
Aangezien rond elk gewricht verschillende structuren over elkaar heen bewegen, kan hier wrijving ontstaan. Om te voorkomen dat die wrijving problemen oplevert zijn er rond de enkel slijmbeurzen aanwezig. De belangrijkste slijmbeurzen rond de enkel vinden we tussen het hielbeen en de achillespees (bursa retrocalcanea) en tussen de achillespees en de huid (bursa subcutanea calcanea). Verder is er een slijmbeurs aanwezig tussen de knobbel aan de binnenkant van de enkel en de huid (bursa subcutanea van de mediale malleolus).

Aandoeningen