Orthopedisch Centrum Vechtdal

De elleboog, hand en pols

De elleboog: drie gewrichten in één

De elleboog is een complex gewricht. In eerste instantie lijkt het een scharniergewricht, maar eigenlijk zijn het drie gewrichten:

  1. Gewricht tussen bovenarm (humerus) en ellepijp (ulna). Dit is een scharnier: het uiteinde van de ulna omvat het uiteinde van de humerus en laat de arm buigen en strekken.
  2. Gewricht tussen bovenarm en spaakbeen (radius). Het kopje van de radius is iets uitgediept en vormt met het bolvormige uiteinde van de humerus een soort kop-kom gewricht.
  3. Gewricht tussen radius en ulna. De radius kan om zijn lengte-as draaien en draait daarbij ook enigszins om de ulna heen.

 

Het kopje van de radius wordt stevig tegen de ulna aan gehouden door een ringvormige band, het ligamentum annulare.

Het ellebooggewricht wordt omgeven door een stevig kapsel met aan de binnen- en buitenzijde verstevigingen: de banden. De banden hechten aan aan een tweetal uitsteeksels aan het uiteinde van de bovenarm, de epicondylen, en zorgen voor stabiliteit van de elleboog.

De hand en de pols

De pols en de hand bestaan uit een groot aantal gewrichten. Gewrichten in de pols:

  1. Gewricht tussen radius en ulna. Dit vormt één geheel met het gewricht tussen radius en ulna bij de elleboog.
  2. Gewricht tussen radius en ulna aan de ene kant en de handwortel (carpus) aan de andere kant. Dit is het eigenlijke polsgewricht waarmee we de hand op en neer bewegen.
  3. De handwortel bestaat uit acht botjes die in twee rijen contact met elkaar hebben. Deze gewrichtjes hebben maar een kleine beweeglijkheid. Ze dragen echter wel bij aan de enorme variatie in beweging die onze hand en pols kunnen maken.

In de hand kunnen we ook weer diverse gewrichten onderscheiden:

  1. Gewrichten tussen carpus en vijf middenhandsbeenderen (de metacarpalia).
  2. Gewrichten tussen middenhandsbeenderen en de vingers.
  3. Gewrichten tussen de kootjes (falangen) van de vingers. Elke vinger heeft twee van deze gewrichten, behalve de duim, die heeft er maar één.

De gewrichten worden bij elkaar gehouden door kapsels en banden. Tussen de ulna en de carpus bevindt zich nog een kraakbeencomplex (het tri-angulaire fibrocartilagineuze complex, TFCC). Dit fungeert als een soort meniscus in de pols.

In de hand bevindt zich een aantal kleine spieren die zorgen voor stabiliteit en beweging van de vingers naar elkaar toe. Met deze spieren kun je bijvoorbeeld een stuk papier tussen twee vingers vast houden. De spieren die de vingers en de pols doen buigen en strekken bevinden zich in de onderarm. Vanuit de spieren lopen stevige pezen aan de handrug- en de handpalmzijde naar de vingers.

Aandoeningen